top of page

Donderdag 5 februari

 

Ik ga naar huis.

 

Een lange tijd heb ik naar deze dag gehunkerd. Een tijd dat het hier niet fijn was om thuis te zijn en dat ik geen rust kon vinden. Een tijd waarin frustraties en gevoelens van onmacht mijn motivatie tot een dieptepunt lieten zinken, wanneer ik niet kon geloven dat ik ooit eerlijk aan mensen kon toegeven hoe ik het hier had gehad.

 

Maar nu ga ik naar huis.

 

En nu zie ik in dat er een kern van waarheid zit in de ‘everything is possible’ waar Indiaas optimisme en vindingrijkheid op gebaseerd is. Het is niet altijd makkelijk, maar bijna alles is mogelijk. Het is nu pas zichtbaar voor me geworden dat dit land een mozaïek van alle soorten mensen, religies en landschappen is. Het mozaïek is misschien niet perfect, de kleuren passen misschien niet allemaal bij elkaar of er missen wat stukjes, maar dat maakt het niet minder mooi. Het wordt al makkelijker voor me om afstand te nemen, en met een objectievere bril op te concluderen dat ik ongelooflijke dingen heb gezien en gedaan. Vijf maanden zijn natuurlijk slechts een fragment in een mensenleven, maar ik weet dat dit meer met me heeft gedaan dan elke andere vijf maanden hiervoor.

 

Jemig, dit land heeft me ongewild duidelijk wel wat zweveriger gemaakt. Samen met m’n gestreepte wollen deken, waar ik sinds onze kamelensafari in het noorden van het land permanent in gewikkeld ben, en sokken-in-sandalen-look kan ik best doorgaan voor de hippies die ik normaliter niet zeer serieus neem. 

 

Als ik eraan denk dat ik binnen 24 uur gewoon weer in m’n eigen bed lig voel ik me een beetje melig. Het is eigenlijk ook zo dubbel. Ik kan niet wachten om weer thuis te zijn. De eerste paar dagen zijn ook al volgepland, met wijntjes doen, hardlopen, shoppen en vooral heel veel eten. Op 7000 kilometer afstand van alles wat me bekend is krijgt ook de uitdrukking You don’t know what you’ve got, till it’s gone meer betekenis. Het lijkt namelijk alsof ik tijdens mijn tijd aan de andere kant van de wereld juist een sterkere band heb gekregen met vrienden en familie. Je leert mensen op een andere manier kennen, en ik denk zeker ook dat mensen een andere kant van mij hebben gezien. 

Dat geldt trouwens ook voor mijzelf. Zittend in een donkere bus terwijl we honderden kilometers afleggen tijdens onze reizen naar het noorden en zuiden, afgesloten van luidruchtige Indiërs door enkel een fladderend lapje stof dat een gordijntje moet voorstellen, is blijkbaar ook het beste moment voor serieuze gesprekken over de toekomst. Deze onwaarschijnlijk diepgaande nachtelijke uurtjes hebben mij meer inzicht gegeven in mijzelf dan alle reflectieverslagen die ik ooit heb moeten schrijven bij elkaar. Dit betekent helaas niet dat ik een magische ingeving heb gehad van wat ik met m’n leven wil doen (Heeft iemand dat ooit gehad? Bestaat zoiets überhaupt?). Ik ben nou eenmaal een beetje een laatbloeier, en ik begin nu in ieder geval eindelijk enigszins door te hebben welke kant ik op wil. Dat maakt naar huis gaan, en plannen maken voor de komende jaren, ook een stuk leuker.

 

Op het prachtige vliegveld van Mumbai praten we met een aardig ouder Zweeds stel, van wie we op uiterlijk gebaseerd in eerste instantie zeker waren dat ze Nederlanders waren. Zij zijn al vijf maal naar India geweest, en hebben er ook een jaar gewoond. Dan komt de vraag der vragen: Do you love India? We zijn alle drie even stil. Wat vinden we eigenlijk van India? Zelfs na vijf maanden raken we tijdens het inchecken nog geïrriteerd door de inefficiëntie van de werkwijze het personeel, hoewel ik op dit punt te slaapdronken ben na een nachtje doorhalen om me er heel erg druk om te maken.

 

India is niet een land dat je in de koude kleren gaan zitten, en ik ben ook niet compleet verliefd geworden op dit land zoals sommige mensen blijkbaar doen. Waarschijnlijk heb ik teveel van de scherpe randjes, de onrechtvaardigheid en achterwaartse mentaliteit gezien om me te kunnen laten verleiden door enkel de schoonheid. Want wat is het een mooi land, van de prachtige tropische bossen in het zuiden tot de woeste woestijn in het noorden. En ik ga hier ook 100% binnen een paar jaar weer terug. Maar hier weer werken? Asjeblieft niet. Ik blijf een dochter van m’n moeder, genoeg geduld kweken om in dit land te kunnen overleven gaat met mijn genotype niet gebeuren.

 

Dus nee, ik houd niet van India, maar het heeft wel een diepe indruk op me achter gelaten. En na die vijf maanden zijn gelukkig de mooie momenten gaan overheersen in mijn herinneringen.

Over herinneringen gesproken: mijn koffer is nog nooit zo vol geweest, voor 2/3e met souvenirtjes, de overige 1/3e met kleding die alle tierelantijntjes en dubbel dozijn aan doosjes specerijen moet beschermen. Als ik mijn backpack vol met boeken en, ja, aardewerk optil kieper ik bijna achterover.

 

Ik kan hier duidelijk niet langer blijven.

 

Tijd om naar huis te gaan. 

Zondag 8 februari

 

Het is koud, stil, en vooral, doodnormaal. Door een lichte jetlag vindt mijn interne klok 05:00 een prima tijd om op te staan. Net als de dag dat ik vertrok heeft de kat hier geen probleem mee, en gooit al haar Oscar-waardige acteerkunsten in de strijd om zo hongerig mogelijk over te komen. Het is nog wel vreemd is om nu eindelijk echt weer terug te zijn. Zoveel lijkt er eigenlijk niet veranderd, maar toch ook weer wel.

 

Binnen 24 uur na thuiskomst heb ik weer alweer een rondje hardgelopen in het Zuiderpark, geen overbodige warmere kleding gekocht, alles gegeten wat ik had gemist en een wijntje gedronken bij m’n vaste stekkie met m’n vaste wijnmaatjes.

 

Binnen 48 uur heb ik weer boodschappen gedaan bij de Lidl. (Waarom liggen er al Paasspullen in de winkel? This is madness!) Misschien heb ik dit kikkerlandje toch meer gemist dan ik toe zou willen geven, aangezien ik, als geen groot liefhebber van de Hollandse keuken, plots spruitjes en rodekool in m’n mandje aantref.

 

En binnen 72 uur ben ik weer bij m’n werk langs geweest voor een bakkie koffie geserveerd met de laatste sappige roddels.

 

“Hoe was het in India?” is zowel de meest gestelde als de meest gecompliceerde vraag die ik deze eerste week voorgelegd krijg. Mijn eerste gedachte hierop is eigenlijk: ik weet het niet! Hoe moet ik in hemelsnaam een half jaar samenvatten? Het enige woord dat in me op komt is ‘dubbel’. Het meest gepaste antwoord dat ik kan bedenken: “Bijzonder”. 

 

Eigenlijk kan ik deze ervaring vergelijken met het lopen van een marathon. Je bent heel lang heel intensief bezig met de voorbereiding, tot het punt dat je nergens anders aan kan denken. Maar uiteindelijk komt het moment waar je zo hard voor hebt gewerkt, en waarvan het leek alsof het nooit zou komen: de start. Je begint vol goede moed, en alles is nog mooi en leuk.

 

Maar na een tijdje begint de vermoeidheid in te slaan en lijkt het alsof iedereen je enkel in de weg wilt lopen, letterlijk of figuurlijk. Ondanks alles komt die finish toch steeds dichterbij. Wilskracht wordt belangrijker dan uithoudingsvermogen.

 

Die laatste stap over de finishlijn bevindt zich vandaag tussen de schuifdeuren naar de ontvangsthal op Schiphol. En in dit geval bevinden zich na de finish geen vrijwilligers met bekertjes water  en medailles voor om je nek, maar mijn familie met tulpen in hun hand en gekleurde lampjes om hun nek. Je weet niet waar je moet beginnen met vertellen. Maar een paar uur later zit je weer thuis en denk je: “Wat nu?”. Je lijf is nog te moe om iets anders te doen, en je kan nog niet denken aan alle normale dagelijkse bezigheden die moeten gebeuren. Opeens is het allemaal voorbij.

 

Nu zit ik een week na thuiskomst op de bank en denk ik “Inderdaad, wat nu?”. Ondanks dat ik vol zit met verhalen en beelden zit voel ik me leeg en weet ik niet helemaal wat ik met mezelf aan moet. Ik moet toegeven dat ik moeite heb met weer wennen aan het Nederlandse ritme. Mijn hoofd lijkt ergens tussen Mumbai en Amsterdam achtergebleven te zijn. Ik ben terug, maar ook weer niet helemaal. Ik wil alleen zijn, maar ook constant mensen om me heen hebben. Ik wil (en moet) zoveel dingen doen, maar wil ook even niets aan m’n hoofd. Ik ben rusteloos, maar krijg mezelf niet van die bank af. Ik noem het maar de ‘India-kater’

.

Gelukkig is er nog een overeenkomst met het lopen van een belachelijk lange afstand. Ongeacht hoe lang je met verkrampte lijf op en af trappen moet strompelen, of hoe lang het opstaan uit een stoel voelt als het beklimmen van een berg, begint het na een tijdje toch weer te kriebelen. Je vergeet de slopende trainingen, de belachelijke spierpijn, en herinnert je enkel de mooie momenten, en het gevoel toen je finishte. Je weet dat het gekkenwerk is maar toch...misschien volgend jaar weer?

 

Op naar het volgende avontuur.

"And ever has it been known that love knows not its own depth until the hour of separation."

Going home

© 2014 by Zena van de Poel. Proudly created with Wix.com       

bottom of page