
Bezoek aan tribal village
week 14
Ik ben al wakker als om 04:00 op volume straaljager een Hindi-liedje door de kamer galmt. Als ik uit mijn cocon gluur zie ik de moeder opstaan. De kinderen draaien zich kreunend nog een keertje om. Ik trek m’n capuchon verder over m’n hoofd en wikkel ik de dekens weer strakker om me heen. Wakker worden op de grond naast een Indiaas gezin. Hoe zijn we hier terecht gekomen?
Maandag 15 december
Na lang gepuzzel wordt toch nog besloten dat, voor de feestdagen, we nog met z’n allen een bezoek aan een tribal village kunnen brengen. Dit is blijkbaar al jaren een vast onderdeel van het programma voor de groepen studenten, en iets waar we ons zeker op verheugd hadden. Niet dat we een duidelijk beeld hadden van wat dat bezoek precies inhield, maar we wisten van niets precies hoe het vorm zou gaan krijgen toen we vier maanden geleden in het vliegtuig stapten.
Na al die tijd in Pune gezeten te hebben is het weer een verademing om meer van het gebied buiten de stad te zien. Een autoritje van ongeveer 5 uur brengt ons naar het noorden van Maharashtra, tegen de grens met Gujarat. Het landschap wel een schaakbord van oases en woestijn door alle palmbomen tussen de verdorde heuvels.
Het gebied heeft zich in de afgelopen jaren flink ontwikkeld, met de komst van waterleidingen, electriciteit, en zelfs de Facebook- en What’s App-verslaafden onder ons hoefden niet bang te zijn voor afkickverschijnselen met de komst van internet hier. Ze zijn, bij de school waar we zullen verblijven, ook steeds beter berekend op (buitenlandse) bezoekers; er zijn speciale slaapzalen met stapelbedden, en zelfs een westers toilet in de badkamer. Het is dus niet helemaal terug naar de rimboe, zoals je met het word ‘tribes’ wel zou denken.
We bezoeken vandaag ook een vissersstadje, waar het oranje-wit-groen van de Indiase vlag trots boven elk bootje wapperd en de penetrerende geur van gedroogde vis uit elke windhoek komt. Natuurlijk duurt het niet lang voordat er een zak verschrompelde guppy’s in de achterbak verdwijnt waardoor we, met dank aan de airco, de hele dag door dit niet zeer plezante aroma achtervolgd worden.
Na een strandwandeling, een bezoek aan een veilingshuis enkel voor chikoos (vruchten met het formaat van een pruim en de smaak en textuur van een zoete peer), en een autoritje over landweggetjes waar geen trilplaat tegenop kan vibreren, begeven we ons vroeg naar bed. Een bed dat, hadden we gewesten waar we de volgende dag de nacht door zouden brengen, vast een stuk beter had gelegen.




Dinsdag 16 december, ochtend
Voor de vroege vogels staat vandaag een wandeling op het ochtendprogramma. Ingepakt in alle lagen kleding die we mee hebben genomen, begeven we ons de zeer, zeer frisse en nog donkere ochtend in. Think warm thoughts, in Nederland vriest het tenslotte. De zon komt hier heel snel op, en voor we het weten staan we al voor de berg die we op moeten. Mijn hardloperskuiten zouden wel wat gewend moeten zijn, maar deze steile trappen lijken maar niet op te houden. Raju, de chauffeur, loopt in zijn normale kloffie en met een ferme pas voor ons uit. Waar wij even uit willen hijgen, uiteraard onder het mom van ‘naar het uitzicht kijken’, blijft hij enkel uit beleefdheid ook even staan.
En daar is weer een Kodakmomentje! Ditmaal is niet het prachtige uitzicht het object, maar zijn wij dat, voor een groep zeer blij verbaasde Indiërs. Midden op de berg poseren we voor de 4523765e keer met complete vreemden. Zijn we al te lang in India als we dit voorval ons absoluut niet meer verbaast?
De tempel die we bovenaan de berg bezoeken is aan de godin Laksmi, de godin van licht, rijkdom en geluk gewijd. Nou ben ik niet zeer spiritueel ingesteld, maar soms kom je op plekken waar je van kan begrijpen dat mensen dat mensen er een kerk of tempel neerzetten. Plekken waar een soort bijzondere energie lijkt te zijn. Ok nu klink ik toch zweverig, maar het is moeilijk om niet zo te denken als je, in het midden van niets, op een berg in tempel staat die is uitgehouwen in de rots, en waar je ontvangen wordt door gezang en trommelspel. Wanner we weer naar buiten gaan worden we trouwens ook verwelkomd door tientallen koekjes etende apen, maar dat past nou eenmaal niet zo goed bij het idyllische beeld. Na al deze maanden begin ik eindelijk te begrijpen hoe mensen betoverd kunnen raken door dit land.
Dinsdag 16 december, avond
Ik had het niet mogelijk geacht, maar we bevinden ons in de meest ongemakkelijk situatie in India tot nu toe. En geloof me, daar hebben we er al heel veel van gehad. Maar hier staan we dan, in het midden van de woon- en slaapkamer van een tribal familie. Maar liefst negen paar ogen, waaronder drie paar lichte oogjes van de albinokindjes (wat is de kans daar op?), staren ons aan. Wij spreken hun taal niet, zij niet de onze.
In theorie klonk het als zo’n leuk plan; tijdens ons bezoek aan de tribal village zouden we in tweetallen ook bij een gezin thuis gaan eten en bij een ander gezin gaan slapen, begeleid door twee schooljongens van twaalf en dertien. Een unieke ervaring. Maar nu staan we nog steeds hier, met geen idee van wat we moeten doen. Als ijsbreker deel ik maar de kleine notitieboekjes en vingerpoppetjes, die ik nog uit Nederland had meegenomen, uit onder de kinderen. Het is duidelijk dat ze geen idee hebben wat ze ermee moeten, of wie de Disneyfiguurtjes zijn die op de voorkant van de boekjes staan. Maar dat drukt de pret niet van kinderen die geen speelgoed lijken te hebben. Met veel drukte en enthousiasme wordt alles ingenomen en bestudeerd.
De volgende stap tot het ongedaan maken van de pijnlijke stilte: moderne technologie. Onze schooljongen waant zich een heuse fotograaf met mijn, vergeleken met zijn kleine lijfje, bakbeest van een camera. Direct begint hij foto’s te maken van zijn hele familie. De selfie-in-de-Starbucks-makende jongere èn rijkere medemens uitgesloten, lijken ze hier niet aan lachen op de foto te doen. Met strakke gezichten en hun armen stijf langs het lichaam poseren ze. Ook de mobiele telefoons zijn natuurlijk su-per interessant om foto’s op te bekijken en spelletjes mee te spelen.
Het valt weer stil. We vragen ons af hoe we de rest van de avond door gaan komen, het is nog maar net acht uur geweest. Het enige ‘communicatiemiddel’ dat we hebben is een Engels schriftje van school waar enkele zinnetjes in vertaald staan voor de jongen.
“You sleep now.”
Was dit een vraag? Denkt hij dat wij naar bed willen? Of willen zij juist naar bed maar wachten ze totdat wij ook gaan?
“You sleep?”, vragen we terug. “No”. “We sleep?”. “Yes.” “You don’t sleep?”. “Yes”.
Dit gaat zo nog even door, totdat blijkt dat de familie daadwerkelijk nu al gaat slapen. Overal komen dekens vandaan en iedereen installeert zich, in hun sari’s of schooluniform, naast elkaar op de vloer. Wij volgen hun voorbeeld. There’s a first time for everything right? Eigenlijk is de situatie wel lachwekkend. Daar liggen we dan, op de vloer gemaakt van cement en koeienstront (oftewel: categorie kan-niet-harder), met mekkerende geiten aan de andere kant van de muur. Een kleine kitten komt ons gezelschap houden, tot we toch maar gaan proberen even onze ogen dicht te doen.
We vallen allebei vrij snel in slaap, en worden rond dezelfde tijd weer wakker. Is het al bijna ochtend? Het blijkt pas 23:30 te zijn. Dit wordt een lange nacht.
Het alarm gaat dus al vroeg in de ochtend (of is dit nog nacht?) af. We blijven nog een paar uurtjes liggen. Daarna doden we samen met de kinderen de tijd met de oude vertrouwde vriend, de mobiele telefoon, en met het kijken naar de kitten die met een gevangen muis aan het spelen is.
Wat een bizarre avond was dit. Gistermiddag zijn we werkelijk gewoon ergens in een dorp gedropt. Met z’n allen, inclusief een colonne aan volgende kinderen, maken we een wandeling door het omringende platteland. Ze zijn gefascineerd door ons, maar vinden het ook wel spannend. Eigenlijk precies zoals wij ons voelen dus. Bij een familie van rijstboeren hebben we het avondmaal gegeten, bestaande uit, inderdaad, rijst, met een schepje dahl en één tomaat, die waarschijnlijk speciaal voor ons is gehaald.
Deze familie heeft een t.v., en de kinderen staren met grote ogen naar een tekenfilm over hindoegoden. Wat weten zij eigenlijk over hoe wij leven? Zouden we denken dat wij enkel feesten en dure dingen kopen, zoals de blanke mensen in de reclamespotjes? Zullen ze beseffen dat wij nooit een nacht op de grond hoeven te slapen, en dat wij de vrijheid (en het geld) hebben om de hele wereld rond te reizen? Wat weten ze eigenlijk van de rest van de wereld?
Na onze nacht, die zowel kort als heel erg lang was, drinken we samen met de kinderen een kopje zeer zoete thee. Ik geef onze jonge gastheer een euro, die toevallig nog in mijn handtas zat. We proberen hem uit te leggen dat deze uit ons land komt, en dat dat land in Europa ligt. Het lijken te ingewikkelde, ver-van-zijn-bed concepten. Maar je ziet hem wel een beetje dromen. Misschien kan hij ook ooit naar dit magische Europa met allemaal lange mensen.
Wij kunnen daarentegen nu al weg, met een luxe auto, naar ons luxe bed en ons, wat we nu meer beseffen dan ooit, luxe leventje.
